slungel zn. 'lang, mager persoon' categorie: leenwoord Nnl. slungel 'lang, mager persoon' in een lange slungel van een Meid [1785; WNT]. Ontleend aan Middelnederduits slüngel 'lang, mager persoon' (vanwaar door ontlening ook Hoogduits Schlingel), dat ablautend hoort bij mnl. slingenslingeren. Fries: slongel