1.   batist zn. 'fijn lijnwaad'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. (bn.) batisten 'van batist' [1838; WNT], (zn.) batist [1840; WNT].
Ontleend aan Frans batiste [1590; Rey], eerder batisse, Picardisch batiche 'fijn linnen' [1401], dit zou een afleiding zijn van de eigennaam (Jean) Baptiste (zie baptist) en verwijzen naar de persoon die deze stof in de 13e eeuw in Kamerijk voor het eerst fabriceerde, maar hiervoor bestaan geen historische bewijzen (Rey). Waarschijnlijker is dat het woord is afgeleid van het ww. battre 'slaan' (zie batterij), dat in het Oudfrans ook regelmatig voorkomt in de betekenis 'wol kaarden'; de uitgang -isse (Picardisch -iche) wordt bij textiel gebruikt om een bn. van een werkwoord af te leiden. De naam van de stof zou dan verwijzen naar de wijze van vervaardigen. De moderne vorm batiste kan wel beïnvloed zijn door de eigennaam.
De Engelse naam voor deze stof is cambric [1385; BDE], afgeleid van de plaatsnaam Kamerijk, Frans Cambrai (FV); in Kamerijk werd inderdaad voor het eerst dergelijk fijn linnen vervaardigd.
Literatuur: Sanders 1995
Fries: batist


  naar boven