1.   denier zn. 'garennummer'
categorie:
leenwoord
Nnl. denier 'garennummer' [1949; WNT vibro-]. Daarvoor alleen als muntnaam mnl. en nnl. denier.
Ontleend aan Frans denier 'gewichtseenheid van garen' [1870; Rey], al ouder in de betekenis 'gewichtseenheid' [1256; Rey], en tot aan de 19e eeuw in gebruik geweest als naam voor diverse Franse munten. In de vorm Oudfrans dener [980; Rey] ontwikkeld uit Latijn dēnārius 'Romeinse munteenheid (10 as)' (waaruit ook de muntnaam dinar), afleiding via dēni 'telkens 10' van het telwoord decem '10', zie tien.
Ook in het Middelnederlands was de denier een gebruikelijke, uit het Frans overgenomen muntnaam voor de penning, die nu alleen nog als historische term wordt gebruikt. De betekenisontwikkeling van 'munteenheid' via 'bepaald gewicht aan zilver' via algemener 'gewichtseenheid' tot de moderne heeft in het Frans plaatsgevonden en Nederlands denier is dus een nieuwe ontlening. Denier kan in het Nederlands staan voor zowel de eenheid (bijv. 20 denier) als voor de grootheid (bijv. een denier van 20). Bedoeld wordt in elk geval het aantal gram per 9000 meter garen. In de praktijk wordt er vooral de grofheid van nylonkousen en panties mee aangeduid.


  naar boven