1.   roer 2 zn. 'geweer'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Mnl. roer 'riet, rietstengel' in Gecoft 5 vymmen roers 'gekocht vijf stapels riet' [1426; MNW]; vandaar ook 'rieten buis, pijl van riet' en na de invoering van handvuurwapens (14e eeuw) overdrachtelijk als aanduiding voor een geweer: 2 roeren 'twee geweren' [1450; MNW].
Mnd. rōr; ohd. rōr (nhd. Rohr); on. reyr (nzw. rör); got. raus; alle 'riet, rietstengel', later ook 'buis', < pgm. *rauza-. Daarnaast zonder grammatische wisseling pgm. *rausa- 'riet, rietstengel', waaruit onl. rōs 'riet' [8e eeuw; ONW], mnl. roes in roesdommel 'roerdomp' (zie roerdomp). De -oe- in de Middelnederlandse vormen roes en roer kan een spelling voor /ō/ zijn, maar in het Nieuwnederlands is deze vreemd; men zou -oo- verwachten.
Verdere herkomst onduidelijk. Wrsch. een substraatwoord, en dan te verbinden met nnl. rus 'grasachtige plant (geslacht Juncus)' < pgm. *rusk- (naast *rask-, *resk- in andere Germaanse talen) en verder o.a. met: Russisch rogóz 'zegge', Servisch en Kroatisch rògoz 'riet', Litouws rezgis 'vlechtwerk'. Bjorvand & Lindeman zien daarentegen een verband met het sterke ww. pgm. *reufan, on. rjúfa 'scheuren, gaten maken in', en het znw. on. rauf 'opening, hol(te)', met als gemeenschappelijk vormelement *reu-/*rau- en als gemeenschappelijk betekeniselement 'hof', zie roven.
In het middeleeuws Latijn komen voor 'riet' vormen voor als rausum [9e eeuw], rosum [1268], rausus en ros. Deze vinden hun voortzetting in Oudfrans ros, waarvan Nieuwfrans roseau 'riet' is afgeleid. Men heeft deze vormen wel aangezien voor afleidingen van het woord raus uit het West-Gotische rijk in Zuid-Frankrijk. De talrijke attestaties in Noord-Franse bronnen en de vele plaatsnamen met rōs- in dat gebied, zoals Rosel, Rosière en Roubaix (< Rosbais) maken echter herkomst uit het Oudnederlands van het West-Frankische rijk waarschijnlijker. Overigens kent ook het huidige Nederlandse taalgebied vele plaats- en veldnamen met rōs-, zoals Rosmalen, Roeselare, Roosbroek en Roosevelt. Het oude Nederlandse woord voor 'riet' is vervangen door woorden als lis en riet.
Literatuur: W. Sanders (1969), 'Der germanische Anteil an den Reichenauer Glossen', in: Rheinische Vierteljahrsblätter 33, 423-462, hier 429-434
Fries: roer


  naar boven