1.   frak zn. (BN) 'kledingstuk voor buiten, overjas'; (NN) 'langpandige herenrok'
categorie:
leenwoord, betekenisverschil België/Nederland
Nnl. frac, frak 'mansrok': net gekleet,... in een Frak met zilveren lissen [1782; WNT]. Uitsluitend BN en Zuid-Nederlands dialectisch is de betekenis frak 'overjas' [1865-70; Schuermans], eerder al als fracque [1773; Lievevrouw-Coopman].
Al dan niet via Duits Frack 'herenrok' [1774; Kluge21] ontleend aan Nieuwfrans frac 'id.' [1767; Rey], dat met herinterpretatie tot -a- van de destijds open uitgesproken -o- ontleend is aan Engels frock 'id.' [1719; OED] (in deze betekenis nu meestal frock-coat geheten). Van dit Engelse woord is de huidige betekenis '(dames- of kinder)jurk' al ouder, maar de oudste betekenis is 'monnikspij' [1350; OED]. Het is ontleend aan Oudfrans froc 'monnikspij' [ca. 1155; Rey], dat bestond naast het middeleeuws-Latijnse froccus of floccus. Waarschijnlijk is froccus terug te voeren op Frankisch *hrokk en dan verwant met rok; *hr- wordt klankwettig Frans fr-, zie ook fronsen. Anderen beschouwen Latijn floccus als de oorspronkelijke vorm, en zien een verband met Oudfrans floc 'vlok', vlok.
Oudfrans froc werd eerder al rechtstreeks ontleend als mnl. froc 'overkleed van geestelijken, monnikspij' [MNHW], met in het WNT nog attestaties tot in de 16e eeuw. Rechtstreeks ontleend aan Engels frock is bovendien frok 'gestreepte borstrok van tricot bij zeelieden' [1913; WNT frok], dat inmiddels ook verouderd is. Het moderne Frans heeft nog steeds froc 'monnikspij' naast het herontleende frac 'geklede mansrok'.
Een frak was oorspr. een net herenkledingstuk (op het bovenlichaam) dat elke dag gedragen kon worden. Bij de veranderende mode (lange jassen werden steeds gewoner) veranderde de betekenis van het woord frak in de 18e eeuw in het Zuid-Nederlandse taalgebied mee. In Nederland nam jas deze rol over en evolueerde de betekenis van frak juist de andere kant op, tot een chic herenkledingstuk dat alleen bij bijzondere gelegenheden wordt gedragen.
Literatuur: Moerdijk 1979, 97-104
Fries: frak


  naar boven