1.   boor 2 zn. 'scheikundig element (B)'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. boor "gebruikelijke verkorting van borium" [1898; Dale].
Vernederlandsing van Neolatijn borium. De Engelse chemicus Sir Humphry Davy (1778-1829), die in 1807 het element als eerste isoleerde, bedacht de naam borium als afleiding van borax, het mineraal natriumbiboraat (Na2B3O7), dat gebruikt wordt bij solderen en emailleren. Dit woord, in het Nederlands met een oudste attestatie borax [1287; CG II, Nat.Bl.D], is ontleend aan middeleeuws Latijn borax, dat teruggaat op Noord-Afrikaans-Arabisch baurāq < Arabisch būraq 'natron; borax' < Perzisch būrāh 'borax'.
boorwater zn. 'oplossing van boorzuur in water, ter ontsmetting van wonden' [1898; WNT wasschen]. ◆ boorzuur zn. 'verbinding van borium met zuurstof en waterstof', bn. 'uit boorzuur bereid'. Nnl. (bn.) boorzure soda 'borax' [1872; Dale borax], (zn.) boorzuur [1893; WNT].
Fries: boar-


  naar boven