1.   boomgaard zn. 'fruittuin'
categorie:
geleed woord
Onl. bom gard [950-1000; ONW], ook in de plaatsnaam Bongart 'Bogaarde (West-Vlaanderen)' [1184; Gysseling 1960, 157]; mnl. bongart [1240; Bern.], boengart [1265-70; CG II, Lut.K] (de twee laatste vormen met velarisering van de nasaal voor velaire medeklinker), boemgarde [1272; CG I, 203], boghert [ca. 1300; Claes 1982:591].
Samenstelling van boom en gaard.
Os. bomgardo; ohd. baumgarto (nhd. Baumgarten).
Een nog steeds bestaande variant van dit woord is bongerd (o.a. in de Betuwe en in Overijssel), zoals ook wingerd naast wingart staat.
Literatuur: J. Stroop (1993) 'De naam Boomgaard en var.', in: TT XLV, 29-47


  naar boven