1.   bookmaker zn. 'makelaar bij weddenschappen, vooral bij paardenrennen'
categorie:
leenwoord
Nnl. bookmakers 'makelaars bij weddenschappen' [1880; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels bookmaker [1862] met book in de betekenis 'weddenschapsboekje, notitieboekje waarin de weddenschappen opgetekend worden' [1856], zie boek, en maker (oorspr.) 'uitgever, drukker, boekbinder', nomen agentis bij maken.
Fries: bookmaker


  naar boven