1.   boodschap zn. 'opdracht'
categorie:
geleed woord
Mnl. bodescap 'zending, opdracht' [1200; CG II, Servas], 'het gezondene, bericht, tijding' [1220-40; CG II, Aiol]. Al vanaf het Middelnederlands vaak in combinatie met doen. De vaste verbinding boodschappen doen in de huidige specifieke betekenis 'inkopen doen' eerst in: De ziekte geeft mij veel werk: er moeten boodschappen gedaan worden [1867-79; WNT].
Samenstelling uit bode 'gezant' en -schap.
Os. bodskepi; ohd. botascaf(t) 'mededeling' (mhd. bot(e)schaft 'mededeling', ook 'gezant' > 'groep van gezanten' > nhd. Botschaft 'ambassade'); ofri. bod(i)skip (nfri. boadskip); oe. bodscipe; on. boĆ°skapr.
Fries: boadskip


  naar boven