1.   wolfraam zn. 'scheikundig element (W)'
categorie:
leenwoord
Nnl. eerst walfrump en wolfrumb 'bepaald soort (wolfraamhoudend) erts' [1720; iWNT], dan Wolfram, of wolfart 'id.' [1769; iWNT], metalen, als ... titanium, tellarium, wolfram ... [1805; Uilkens], wolfraam 'soort metaal' [1853; Mulder].
Ontleend aan Duits Wolfram 'soort metaal' [1788; Blumenbach], eerder al 'soort erts' [1590; Pfeifer], daarvoor Wolfrumb 'id.' [1562; Pfeifer] of een variant, dat meestal wordt verklaard als een denigrerende benaming die mijnwerkers gaven aan een soort erts dat het tin aantastte, zoals wolven hun prooi opvraten. Wolfram is in deze interpretatie gevormd uit wolf 'wolf' (zie wolf) en ohd. rām 'stoffig vuil, roet, aanslag op het metaal van wapens' [13e eeuw; Pfeifer] (nhd. Rahm). Mogelijk moet hier ook gedacht worden aan wolf in de betekenis 'huid verwoestende ziekte' [1472; Grimm] (vergelijk Nederlands tandwolf voor 'caries'), zodat de betekenis iets is als 'het oppervlak aantastende aanslag'.
Wolfraam, waarvan het bestaan in 1779 voor het eerst werd vermoed in het mineraal wolfram (nu wolframiet genoemd), werd in 1783 als metaal geïsoleerd door de gebroeders Juan José en Fausto Delhuyar, die het metaal dezelfde naam gaven als het mineraal (in hun Engelstalige publicatie: volfram; in het Spaans nu volframio). Een ander mineraal waarin (in 1781) wolfraam werd aangetoond, stond bekend als tungsten (Zweeds voor 'zware steen'), dat in een aantal talen (zoals het Engels) de basis voor de naam van het element is geworden.
Literatuur: J.A. Uilkens (1805), Beschrijving van de merkwaardigste voortbrengselen der natuur, Amsterdam, 1, 109; J.F.Blumenbach (1788), Handbuch der Naturgeschichte, 3. Ausg., Göttingen, 655; L. Mulder (1853), Historisch-kritisch overzigt van de bepalingen der aequivalent-gewigten van 24 metalen, Utrecht, 250
Fries: wolfram


  naar boven