1.   wond zn. 'kwetsuur'
Onl. wunda 'wond' in ouer ser uundeno minro geocodon '(zij) hebben de pijn van mijn wonden vergroot' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. ende daer naer van dire wonden hevet gheweset doet 'en daarna door die wonden is gestorven' [1237; VMNW], wonde 'wond' [1240; Bern.]; vnnl. Nu is de wond vermaeckt 'nu is de wond verbonden' [1607; iWNT].
Os. wunda; ohd. wunta (nhd. Wunde); ofri. wunde (nfri. wûne); oe. wund (ne. wound); on. und; alle 'wond', < pgm. *wundō-, wundi- 'wond'.
Daarnaast staat het bn. *wunda- 'gewond', waaruit: onl. wunt (mnl. wond, in het nnl. vervangen door gewond); os. wund (mnd. wunt); ohd. wunt (nhd. wund); oe. wund; got. wunds.
Herkomst onzeker. Pgm. *wunda- kan teruggaan op pgm. *un-tó-, dat de vorm heeft van een verl.deelw.; de bijbehorende wortel *uen- 'verwonden' ligt ten grondslag aan Middelwelsh gweint 'doorboorde', Welsh ym-wan 'vechten', Armeens vandem 'vernietigen' en Hittitisch wen- 'copuleren'.
wondroos zn. 'huidontsteking'. Nnl. locale verschijnselen van wond-roos, watervaat-ontsteking, enz. [1860; Van Hasselt]. Samenstelling van wond en roos 2. Aanvankelijk alleen roos 'huidontsteking', zoals in rose int aensicht [2e helft 15e e.; MNW], later met een verduidelijkend eerste lid.
Literatuur: A.W.M. van Hasselt (1860), 'Studiën over de z.g. Curaçaosche Oranje-Spin', in: Tijdschrift voor entomologie 3, 46-66, hier 49
Fries: wûne


  naar boven