1.   perplex bn. 'verbijsterd, onthutst'
categorie:
leenwoord
Mnl. perplex 'ontdaan, beschaamd' [1481; MNHWS]; vnnl. Alsdat die saick zeer perplex wair 'omdat de zaak zeer complex was' [1502; WNT reden I], Ick stae heel perplect 'ik sta heel verbaasd' [1555; WNT].
Ontleend aan Frans perplex (m.) (Nieuwfrans perplexe) 'verward' [1403; TLF], eerder perplexe (v.) 'ingewikkeld' [ca. 1355; TLF], zelf ontleend aan Latijn perplexus 'kronkelend, verward, ingewikkeld', gevormd uit per- 'doorheen, door en door', zie per, en het verl.deelw. van plectere 'vlechten', verwant met vlechten.
Fries: perpleks


  naar boven