1.   ageren ww. 'optreden'
categorie:
leenwoord
Mnl. ageren, agieren 'optreden (in rechte)' [1490; MNHWS], oorspr. een rechtsterm.
Al dan niet via het Frans ontleend aan Latijn agere 'handelen, doen, in beweging zetten', waar diverse andere leenwoorden op gebaseerd zijn, bijv. acteur, actie, actueel, agent, agiteren, cachet, essay, exact, navigatie, reageren.
Latijn agere is verwant met Grieks ágein 'drijven, leiden' (waarbij bijv. agogie, antagonist, pedagogie etc., strateeg, synagoge, en misschien axioma); Sanskrit ájati 'jaagt, drijft'; Oudiers -agat 'drijven, voeren'; bij de wortel pie. *h2eǵ- 'drijven' (IEW 4). Bij deze wortel horen misschien ook akker, ambacht.
Fries: agearje


  naar boven