1.   getal 2 zn. 'enkel- of meervoud'
categorie:
leenvertaling
Vnnl. g(h)etal 'enkel- of meervoud' in de namen hebben twee ghetalen ... het eenvuldigh ghetal sprekende van een dingh alleene ... het menichvuldich ghetal, sprekende van twee oft van vele dinghen [1571; Heyns], enkel ghetal ... veel-voudigh ghetal of meervoud [1584; Twe-spraack].
Hetzelfde woord als getal 1. Als grammaticale term is getal een leenvertaling van de Latijnse term numerus (zie nummer) in diezelfde betekenis.
In vrijwel alle moderne talen verschijnt een soortgelijke toegevoegde grammaticale betekenis bij het algemene woord voor 'getal'. De taalkundige onderverdeling in enkel- en meervoud is eveneens vertalenderwijs tot stand gekomen, zie enkelvoud en meervoud. In sommige talen verschijnt ook een tweevoud of dualis.
Fries: tal


  naar boven