|
1. |
stokpaardje zn. 'lievelingsbezigheid, hobby' categorie: geleed woord Nnl. in hebben ook de bejaarden hunne stokpaardjes niet? '... hun hobby's' [1783; iWNT]. Samenstelling van stok 1 en paard, gevormd naar het voorbeeld van Duits Steckenpferd 'kinderspeeltuig' [1605; Kluge21], 'lievelingsbezigheid' [1763; Kluge21], als vertaling voor Engels hobby-horse 'geliefde bezigheid' [1676; OED], eerder al 'stok met paardenkop als kinderspeeltuig', zie verder het hierop gebaseerde leenwoord hobby. Merkwaardig genoeg is de letterlijke betekenis in het Nederlands veel later geattesteerd: De jongen heeft zijn stokkepaard En snelt ... Den heuvel op en af [ca. 1860; iWNT]. Fries: stokhynder
|
naar boven
|