1.   stoken ww. 'porren; laten branden; opruien'
Onl. stukken 'prikkelen', alleen als glosse 3e pers.ev. pret. stukida [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. stoken 'aansporen, opruien; tergen' [1240; Bern.], 'aansteken' in ochtic nu moste stoken Dat uegeuir 'als ik nu het vagevuur kon aansteken' [1265-70; VMNW], 'stoten, bonzen' in Doe hi quam sijn doorken stoken 'toen hij op zijn deurtje kwam bonzen' [14e eeuw; MNW], 'brandende houden' in Die erghens vier maecte ochte stoickte 'die ergens vuur maakte of brandende hield' [1300-1450; MNW] en stocken in Soo sal nyemant stocken ... smorgens eer den dach geblasen is 'Daarom mag niemand 's morgens vóór de reveille stoken' [eind 15e eeuw; MNW]; vnnl. ook 'peuteren' in Hoe comt dat de sommeghe huer tanden stoken 'Hoe komt het dat sommigen hun tanden (schoon)peuteren' [1523; iWNT].
Voor Oudnederlands stukida (Wachtendonckse psalmen) wordt frequentatieve geminatie van de k aangenomen, zulks op grond van de verwantschap met de Oudsaksische vorm (met Oudhoogduitse uitgang) stuckent en het Oudfranse leenwoord estochier. Zoals gebruikelijk in genoemde tekst is deze geminatie niet uitgedrukt door dubbelschrijving van de medeklinker. Daarentegen schuilt er achter de Middelnederlandse vorm stoken geen geminatie; deze moet op een niet-gegemineerde variant van Oudnederlands stukken worden teruggevoerd. Enkele attestaties van stocken getuigen dat daarnaast de gegemineerde variant nog in het Middelnederlands voorkwam.
Os. stukkian 'prikkelen, aanvallen' < pgm. *stukjan-. Daarnaast mnd. stoken '(vuur) oppoken; peuteren, porren, opporren', waaruit vnhd. stochen 'oppoken' en een afgeleid intensivum nhd. stochern 'ergens in poken, peuteren'); < pgm. *stuk(k)ōn-. De pgm. vormen met hun nultrap in de stam zijn te beschouwen als frequentatieven bij steken.
Het Oudnederlandse woord is ontleend als Oudfrans estochier 'met een degen stoten' [eind 12e eeuw; TLF], estoquer 'id.' [1200-25; TLF]. Me. stoken '(met een degen) doorboren' is wrsch. aan het Oudfrans ontleend. Ne. stoke 'stoken, laten branden' staat hier los van en is een terugvorming uit stoker 'stoker' [17e eeuw], dat is ontleend aan het Nederlands.
Literatuur: De Grauwe 1979, 117-118
Fries: stoke


  naar boven