1.   sodemieter zn. (vero.) 'homoseksueel; kerel (geringschattend)': krachtuitdrukking
categorie:
leenwoord, geleed woord
Mnl. eerst sodomiten '(homoseksuele) inwoners van Sodom' [1285; VMNW] en Dat hi sodomite was ... Ende geen wijf hi begerde 'dat hij homoseksueel was ... en geen vrouw begeerde hij' [1350-1400; MNW-R]; vnnl. dan De vroomen Loth, de Sodomiter, maar van naam alleen 'de rechtschapen Loth, de homoseksueel, maar alleen in naam' [1699; WNT]; nnl. die sodomieters-boel 'die flikkertroep' [1853; WNT], sodomieter 'homoseksueel' [1864; Calisch], zoo'n rijke sodemieter 'zo'n rijke klootzak' [1902; WNT], op je sodemieter krijgen [1910; Volk], geen sodemieter 'geen bliksem' [1933; WNT].
Uitbreiding van oorspronkelijk sodomite naar analogie van de vele nomina agentis op -er (vergelijk herder < herde) en met verzwakking van de tweede -o- tot sjwa. Sodomite is ontleend aan Frans sodomite 'degene die sodomie bedrijft' [ca. 1160; Rey], dat afgeleid is van Laatlatijn sodomīta, Grieks sodomī́tēs, 'inwoner van Sodoma', zie sodomie. Sodomiterije 'homoseksueel gedrag' [1660; WNT sodomiet], eerder Sodomiterie 'id.' [ca. 1568; Van der Noot], is ontleend aan Frans sodomiterie 'id.' [1283; FEW], een afleiding van sodomite.
Sodemieter hoort tot een groep woorden als flikker, donder, bliksem die overeenkomstige eigenschappen hebben, zoals blijkt uit geen flikker/donder/bliksem, op zijn flikker/donder/bliksem geven, flikkeren/donderen/bliksemen ('smijten, vallen'), als de bliksem, opgedonderd etc. Zie ook donder. Naast sodemieter bestaat de verkorte vorm mieter [1877; Zeeman] met dezelfde eigenschappen: geen mieter [1899-1906; WNT], ik zal je op je mieter slaan [1877; Zeeman], mieteren 'smijten' [1914; WNT]. Van sodemieter is ook het bw. sodemieters 'ontzettend' [1904; WNT] afgeleid, met de verkorte vorm bn. en bw. mieters(ch) 'geweldig, ontzettend' [1877; Zeeman]. Dat woord werd ook als vloek gebruikt [1877; Zeeman], maar tot in de jaren 1960 was het veelgebruikt voor 'geweldig, heerlijk', zoals in Die avond bij Frieda met Ted had ik een beetje te veel op, ik vond alles mieters mooi [1962; WNT Aanv.]. Tegenwoordig is het verouderd.
Literatuur: J. van der Noot (1953), Het bosken en Het theatre (ed. W.A.P. Smit), Amsterdam/Antwerpen, 255; C.F. Zeeman (1877), Spreekwoorden [...] aan den bijbel ontleend, Dordrecht; J. Last, Zuiderzee (1934), Amsterdam, 104; Sterkenburg 1997
Fries: soademiter


  naar boven