1.   soda zn. 'natriumcarbonaat (Na2CO3)'
categorie:
leenwoord
Nnl. Neemt een once soda (dat syn asschen van een cruyt, dat de glaesbackers besigen om cristallyne vaten te maken) [1558; Piemontois 1636, I, 166] souda, soda 'natriumcarbonaat' in Souda. Zeker zout of as [1717; WNT], Wilde men de Soda alvoorens uitloogen ... zoo zoude dit voor den Fabrikeur ... te kostbaar worden [1793; WNT uitloogen].
De vorm soda is ontleend aan Italiaans soda. De vorm souda, die nog tot in de 19e eeuw voorkomt, lijkt een contaminatie te zijn van soda en Frans soude [1587; TLF], dat zelf ook ontleend is aan Italiaans soda. Het Italiaans heeft het via het Siciliaans ontleend aan Arabisch suwwād 'sodakruid'. Deze plant levert bij verbranding de chemische stof soda.
Omdat soda een goed middel is tegen hoofdpijn, werd vroeger gedacht dat soda ontleend was aan Arabisch ṣudāʿ 'hoofdpijn'. Deze hypothese (nog in NEW) is inmiddels achterhaald (FEW XIX, 165).
Een ander woord voor soda is natron, dat de basis vormt van natrium. Het op soda gebaseerde woord sodium werd de gewone naam voor 'natrium' in het Engels en is daaruit ontleend door het Frans en de andere Romaanse talen. Vroeger werd soda ook wel alkali genoemd. Alkali was eveneens de naam van potas, de in een pot geblakerde as van het zoutkruid, zie kalium.
Literatuur: Philippa 2008
Fries: -


  naar boven