1.   banderol zn. 'strookje'
categorie:
leenwoord
Vnnl. banderolle, baanderol 'vaantje' [1588; Kil.]; nnl. in de samenstelling tabaksbanderollen 'strookje' [1925; WNT tabak].
Ontleend aan Frans banderole 'officiƫle strook' [18e eeuw; Rey], eerder al 'vaantje' [1578; Rey], ouder bannerolle [1446; Rey] < Italiaans banderuola [15e eeuw], verkleinwoord van bandiera 'banier', zie banier.
Wrsch. is de hedendaagse betekenis opnieuw aan het Frans ontleend. In het Engels (banderole 'vaan', ouder bandrol [1681], band-roul [1563], ook via het Frans ontleend) heeft de betekenis '(officieel) strookje' zich niet ontwikkeld. Duits Banderole 'bandje, banderol' [19e eeuw] is pas ontleend na het ontstaan van die betekenis in het Frans.


  naar boven