1.   leenwoord zn. 'uit een andere taal afkomstig woord'
categorie:
geleed woord
Nnl. een leenwoord is een woord, dat door een taal is overgenomen, anders gezegd "ontleend" uit een andere taal [1910; WNT Aanv.].
Leenvertaling van Duits Lehnwort 'id.' [1856; Kluge21], gevormd uit de stam van lenen (Duits Lehnen) en het zn. woord (Duits Wort). De aanduiding entlehntes Wort 'ontleend woord' is al ouder, bij het werkwoord entlehnen 'ontlenen, een abstracte zaak van iemand of iets overnemen'.
Eerder werden leenwoorden, of bepaalde categorieën leenwoorden, onder meer aangeduid als kunstwoorden 'vaktaalwoorden' [1584; Van Hardeveld 2004] (bij de oude betekenis van kunst 'wetenschap'), schuymwoorden [1599; Kil.] en basterdtwoorden [1658; Van Hardeveld 2004].
Literatuur: I. van Hardeveld (2004), 'Het kunstwoord in de Nederlandse lexicografie van vroeger', in: Trefwoord 2004; Van der Sijs 2004, 356-357
Fries: lienwurd


  naar boven