1.   via vz. 'over, langs; door bemiddeling van'
Vnnl. per via de 'langs de route van' in een copie van missive door den directeur J. v. G. uijt Suratte per via de Masilipatnam aenden gouverneur M. I. geschreven [1634; WNT]; nnl. via 'over, langs' in Naar Londen via Scheveningen is ... driemaal 's weeks, gelegenheid ter verzending van goederen [1844; Leeuwarder Courant], via "op brieven, passen, enz.: over, door (aanduiding van den te nemen weg)" [1847; Kramers], ook algemener in Wanneer ... de bal via een speler der tegenpartij ... door het doel gaat [1909; iWNT] en overdrachtelijk in via mijn man 'door bemiddeling van mijn man' [1936; WNT].
De uitdrukking per via de is als koloniale posterijterm ontleend aan Portugees por via de 'langs de route van'. Als voorzetsel is via twee eeuwen later opnieuw ontleend, wrsch. aan Engels via met dezelfde functie, dat zelf aan de ablatief van Latijn via 'weg' is ontleend.
Latijn via < pie. *uih1-eh2 'achtervolging' is wrsch. een afleiding van de wortel *ueih1- 'nastreven' (LIV 668), zie weitas.
via via bw. 'door meerdere tussenpersonen'. Nnl. in die via-via liet weten dat ... [1952; WNT]. Elliptisch gebruik van via ..., via ..., waarbij de exacte weg ongespecificeerd blijft.
Fries: fia
2.   via via
Zie: via


  naar boven