1.   sjako zn. 'soldatenhoofddeksel met klep'
categorie:
leenwoord
Nnl. een kasket of chaco met vederbos en toebehooren [1809; iWNT verderbos], op het hoofd een pruissische schako met een groote witte kokarde [1814; Leeuwarder Courant], de twee handen ... aen zynen shako [1858; WNT voorbijgaan], met ransel, sjako, sabel en geweer, mee moest de soldaat [1898; WNT].
Ontleend, via Frans shako 'soldatenpet met klep' [1828; TLF], ouder schako [1761; TLF], of rechtstreeks aan Hongaars csákó 'hoge pet met klep', oorspronkelijk 'puntige koehoorn'; dit woord is mogelijk ontleend aan Duits Zacke(n) 'piek, spits, punt', Middelhoogduits zacke 'id.' [13e eeuw; Kluge], dat wrsch. ontleend is aan Middelnederduits tack, tacke 'spits, punt; tak' en in dat geval hetzelfde woord is als tak. Het Hongaarse hoofddeksel werd in de loop van de 18e eeuw in West-Europa ingevoerd door de Hongaren die onder de naam Huzaren, zie huzaar, in het Franse leger dienden. Zie ook kepie.
Fries: sjako


  naar boven