1.   oratorium zn. 'geestelijk muzikaal drama'
categorie:
leenwoord
Nnl. oratorie 'geestelijk zangstuk' in Hendels Oratorie van Saul 'het oratorium Saul van Händel' [1751; WNT repetitie], oratorium 'id.' in het ... oratorium ... is in de Paaschweek des jaar 1711 ... plegtig uitgevoerd [1775; Vad.lett., 28].
Ontleend aan middeleeuws Latijn oratorium 'geestelijke compositie voor soli, koor en orkest', betekenisuitbreiding van Laatlatijn oratorium 'bidvertrek, bedehuis', de zelfstandig gebruikte onzijdige vorm van het bn. Latijn ōrātōrius 'voor of betreffende bidden, spreken', een afleiding van ōrāre 'spreken, pleiten, bidden, een rituele formule uitspreken', zie oreren. Het oorspronkelijke oratorium in dit verband was het Oratorium van de heilige Filippo de Neri, de naam van een in 1556 in Italië gestichte congregatie, die bijeenkwam in twee oratoria in Rome. De Oratorianen voerden in hun diensten geestelijke muzikale drama's op die gebaseerd waren op middeleeuwse mysterie- en mirakelspelen en die de tegenhanger werden van de wereldlijke opera die in dezelfde tijd opkwam. Oratorium 'bidvertrek, bedehuis' kon zo overgaan op het type geestelijke muziek dat aldaar werd uitgevoerd.
In het Middelnederlands bestond al het woord oratorium in de betekenis 'bidvertrek, bidplaats, nis' [1458; MNW-R], oratorie, oratore 'id.' [1460-80; MNW-R].
Fries: oratoarium


  naar boven