1.   opzet zn. 'bedoeling, plan'
categorie:
geleed woord
Mnl. opset 'plan, bedoeling, voornemen' [1340-60; MNW-P]; vnnl. sonder malitie oft quaet opsette 'zonder slechte bedoelingen' [1555; Damhouder].
Afleiding van opzetten in de betekenis 'ondernemen, op touw zetten', zoals in der ... reyse die mijn here opgheset hadde jeghens die Vriesen 'de veldtocht die mijn heer op touw had gezet tegen de Friezen' [1343-45; MNW], gevormd uit op en zetten.
Het zn. opzet heeft van oudsher vooral de betekenissen 'voornemen, bedoeling, beraamd plan', en meer in het bijzonder 'boosaardig plan'.
opzettelijk bn. 'met opzet, moedwillig, met voorbedachten rade'. Vnnl. Gemaecte opsettelijc banckeroetije 'opzettelijk veroorzaakt faillissement' [1567; WNT waarachtig I]. Afleiding van opzet.
Fries: opset


  naar boven