1.   aureool zn. 'stralenkrans'
categorie:
leenwoord
Nnl. aureole 'id.' [1824; Weiland].
Ontleend aan Frans auréole [13e eeuw] of rechtstreeks uit christelijk Latijn aureola (corona) '(stralenkrans) van goud' [3e-4e eeuw]. Aureola is de vrouwelijke vorm van aureolus 'van goud gemaakt, kostbaar, heerlijk', een afleiding van het bn. aureus 'gouden, gulden, prachtig', bij het zn. aurum 'goud'.
Latijn aurum is ontwikkeld uit een oude vorm *ausum dat verwant is met Litouws áuksas, Oudpruisisch ausis; Iers ōr, alle 'goud'; en met Sanskrit uŝās- 'dageraad' (vergelijk Latijn aurora 'id.').
Fries: aureoal


  naar boven