1.   ogenblik zn. 'kort moment'
categorie:
geleed woord
Mnl. 'kort moment' in in enen oghenblicke [1380-1400; MNW-P], ook letterlijk 'blik van de ogen' in haer oversuete oghenblicke 'haar honingzoete oogopslag' [ca. 1410; MNW].
Samenstelling van het meervoud van oog en het zn. blik 'oogopslag'. De overdrachtelijke betekenis, zoals ook in Duits Augenblick, ontstond naar de korte tijd die men voor het opslaan van de ogen nodig heeft; vergelijk uitdrukkingen als in een oogwenk en Engels in a twinkling (of an eye).
ogenblikkelijk bn. 'direct'. Mnl. ogenbliclick 'kortstondig' [1477; Teuth.]; nnl. heeft hy ogenblikkelik nodig '... direct ...' [1740; WNT twijfelmoedigheid]. Afleiding van ogenblik in de overdrachtelijke betekenis 'kort moment' met het achtervoegsel -lijk.
Fries: -


  naar boven