1.   offerte zn. 'prijsopgave'
categorie:
leenwoord
Nnl. offerte 'aanbod, aanbieding' [1761; WNT quota], in Om zulke offertes te doen 'om zulke aanbiedingen te doen' [1784; WNT offeren], offerte 'aanbod, voorstel; (in de rooms-katholieke kerk) misofferande' [1824; Weiland], offérten "aanbiedingen, inz. schriftelijke" [1847; Kramers], offerte "aanbieding van koopwaar tot vastgestelde prijs" [1898; Van Dale].
In de huidige betekenis ontleend aan Duits Offerte 'schriftelijk voorstel over waren/diensten en prijs' [einde 18e eeuw; Pfeifer], een specifieke betekenis van 'aanbod' [midden 17e eeuw; Pfeifer], in die betekenis ontleend aan Frans offerte (nu verouderd) 'offer, aanbod' [1636; FEW], ontleend aan middeleeuws Latijn offerta 'religieus offer' [732; Niermeyer], het zelfstandig gebruikte vrouwelijk verl.deelw. van klassiek Latijn offerre 'id.', zie offeren. In de oudste attestaties heeft offerte een algemene betekenis 'aanbod, aanbieding'; hier gaat het woord terug op het Frans. De in het Nederlands uitsluitend in woordenboeken aangetroffen betekenis 'misofferande' is wellicht rechtstreeks ontleend aan middeleeuws Latijn offerta.
Fries: offerte


  naar boven