1.   of vgw.
categorie:
erfwoord
Als onderschikkend voegwoord: onl. of 'als, indien' in of gi slapit under mitdon sumnungun 'als jullie slapen temidden van de bijeenkomsten' [10e eeuw; W.Ps.], 'of' in tho ich zuifleda, of ich 'toen ik twijfelde of ik ...' [ca. 1100; Will.]; mnl. of 'indien; of'.
Daarnaast als nevenschikkend voegwoord: mnl. ofte, ochte, of, in ic sterue in ellende. of ... gew[inne] míne líeue trutíne 'ik zal mijn beminde terugkrijgen of ik zal sterven van ellende' [1201-25; VMNW], enen of tue 'een of twee' [1236; VMNW], eren ochte uromen 'eer of dapperheid' [1220-40; VMNW], xv iaer ofte meer [1251-75; VMNW].
In nnl. of zijn twee woorden met een verschillende etymologie samengevallen. Enerzijds het al in het Oudnederlands geattesteerde onderschikkend voegwoord of, anderzijds het nevenschikkend voegwoord mnl. ofte. Al in het vroegste Middelnederlands (13e eeuw) komen beide vormen in beide betekenissen voor. De nevenvorm ochte kon ontstaan door de klankovergang -ft- > -cht- zoals in achter, maar werd niet algemeen gebruikelijk door de sterke invloed van of. De vorm ofte verouderde in het Nieuwnederlands, maar leeft nog voort in de verbinding oftewel, een formele variant van of, en in de uitdrukkingen nooit ofte nimmer, ja ofte nee.
Bij het onderschikkend voegwoord of (onl. of) horen: os. of (mnd. jof); ohd. oba (nhd. ob); ofri. jef, jof; oe. gif (ne. if); on. ef; ode. æf/of; got. jabāi; met diverse vormvarianten; deze leiden niet eenduidig tot één protovorm, maar meestal reconstrueert men pgm. *(j)a-ba-, dat dan een combinatie zou zijn van een onbeklemtoonde pronominale stam met een versterkend partikel dat vergeleken wordt met Grieks phḗ 'evenals'; Avestisch bāa 'inderdaad'; Oudkerkslavisch bo 'want'; Armeens ba.
Bij het nevenschikkend voegwoord of(te) horen: os. eftha; ofri. jeft(ha). Op grond van gelijkbetekenend os. ettho, ohd. eddo, odo (mhd. ode, nhd. oder), oe. oðða; on. eða; ode. etha en vooral got. aiþþau veronderstelt men combinatie met een tweede lid dat gelijk is aan got. *þau 'of, in plaats van', dat wrsch. een oude dualisvorm is van het pers.vnw. in de 2e pers. Het eerste lid is duister. Misschien is het hetzelfde woord als het bovengenoemde onderschikkend voegwoord of; in os. ettho enz. zou dan assimilatie zijn opgetreden. Zie ook ofschoon.
Fries: of, oft


  naar boven