571.   bakstag zn. 'steunkabel'
categorie:
leenwoord
Vnnl. backstag [1612; WNT].
Ontleend aan Engels backstay [1626; OED], gevormd uit het bw. back, aback 'achteruit, tegen' en het zn. stay 'stag steuntouw', zie stag. Het eerste lid back is onvertaald overgenomen, mogelijk omdat het werd geïdentificeerd als het eerste lid van bakboord; zo ook in bakzeil halen.
Fries: bakstaach, bekstaach
572.   bakvis zn. 'jong meisje'
categorie:
leenwoord
Nnl. bakvischje 'jong meisje' [1875; WNT].
Ontleend aan Duits Backfisch 'jong meisje' [1555]. De oorspr. betekenis is 'vis om te bakken' [1527; MNHWS], zie bakken 1 en vis. De vissen die nog niet groot genoeg zijn om afzonderlijk bereid te worden, gaan samen de pan in.
In Duitse studentenkringen heeft Backfisch aanvankelijk de betekenis 'onrijpe student' [1550], misschien door de klankovereenkomst met middeleeuws Latijn baccalaureus (zie baccalaureaat); niet veel later komt de betekenis 'onvolwassen, puberaal meisje' op.
Het woord heeft vaak een negatieve gevoelswaarde en is nu verouderd evenals in het Duits en in het Engels bachfisch [1888; OED], backfisch [1891; OED]; Deens bakfisk, backfisch; Zweeds backfisk, backfisch. Fries bakfisk betekent uitsluitend 'vis om te bakken'.
573.   bakzeil halen ww. 'achteruitkrabbelen'
categorie:
leenwoord
Nnl. in Haal je ook al bakzeil [1806-07; WNT].
Ontleend aan Engels back a sail [1707], oorspr. een zeemansterm: 'het zeil zo stellen dat de wind er recht op staat en dus de vaart vermindert', die later ook figuurlijk gebruikt ging worden. Het eerste lid bleef onvertaald, omdat het werd geïdentificeerd met het eerste lid in bakboord en bakstag.
Fries: bakseilhelje
574.   bal 2 zn. 'danspartij'
categorie:
leenwoord
Vnnl. baal 'dansfeest' [1643; WNT], bal [1682; WNT]; nnl. bal (figuurlijk) 'opschudding, rumoer, twist' [1785; WNT].
Ontleend aan Frans bal, afleiding van het werkwoord baller 'dansen', ouder baler, ontwikkeld uit Laatlatijn ballare 'dansen' < Grieks ballízein 'heen en weer bewegen, dansen', afleiding van bállein 'werpen, zich werpen, draaien, zwenken'.
In het Nederlands kwam aanvankelijk ook de vorm baal voor. Dat dit zou wijzen op een Franse uitspraak (WNT), is niet correct. Het komt namelijk voort uit de West-Vlaamse dialectvariant bale (Schuermans 1865-70), in oorsprong vermoedelijk een ander woord (Debrabandere).
De betekenis 'opschudding, rumoer, twist' is secundair en komt nog in België voor, in uitdrukkingen als daar is het altijd bal of het is er weer bal. Dit zijn varianten van de poppen zijn aan het dansen, een gezegde ontleend aan het marionettenspel. Evenzo Duits da geht der Tanz los; Engels the ball opens; Frans voilá le bal qui commence (Stoett 1943).
Woorden die op hetzelfde Latijnse werkwoord ballare teruggaan, zijn: via het Latijn zelf blijde; via het Frans ballade, bolide; via het Italiaans ballerina, ballet; via het Duits balts. Van het Griekse woord bállein zijn o.a. afgeleid: ballistiek, embleem, probleem, parabool, hyperbool, en zie bovendien diabolo.
Literatuur: Debrabandere 1986, 94
575.   bal 3 zn. 'bijnaam voor een gulden (Nederland) of frank (België)'
categorie:
leenwoord
Nnl. bal 'frank' [1936; Verschueren], 'gulden' [1961; Dale].
Ontleend aan Frans (argot) balle 'rond voorwerp, frank', zie bal 1. De ronde vorm van het muntstuk was de reden om de frank, en later ook de gulden, zo aan te duiden.
576.   balanceren
categorie:
leenwoord
Zie: balans
577.   balans zn. 'weegschaal, evenwicht'
categorie:
leenwoord, volksetymologie in brontaal
Mnl. balanse 'waag' [1294; CG I, 2010]; vnnl. balancie [1573; Thes.], balance [1599; Kil.]; nnl. balans 'evenwicht' [1802-06; WNT].
Ontleend aan Oudfrans balance [eind 12e eeuw] < Provençaals balansa < middeleeuws Latijn balança, balancea < vulgair Latijn *bilancia < Latijn bilanx 'weegschaal met twee schalen' [4e eeuw] uit bi- 'twee' en lanx 'schaal'. Via volksetymologie zou de klank van Laatlatijn ballare 'dansen' (zie bal 2) van invloed geweest kunnen zijn op de wisseling -i- > -a-.
De betekenis 'weegschaal' wordt tegenwoordig in het noordelijke taalgebied slechts gehanteerd voor wetenschappelijk gebruik. De betekenis 'evenwicht' daarentegen wint in vele aspecten aan betekenis, zoals bijv. 'machtsevenwicht' in de staatkunde. Verder is het als handelsterm een algemeen begrip voor de staat van bezit en schuld met 'kapitaal' als sluitpost. In deze betekenis komt het sinds 1543 in het Nederlands voor en staat het onder Italiaanse invloed.
balanceren ww. 'in evenwicht houden'. Vnnl. balanceren 'balans opmaken' [1698; WNT], 'zich in evenwicht houden' [1898; WNT]. Ontleend aan Frans balancer 'heen en weer bewegen; balans opmaken, afwegen'. De moderne betekenis is wrsch. opnieuw aan het Frans ontleend.
Literatuur: De Bruijn-van der Helm 1992
Fries: balâns, blâns
578.   baldakijn zn. 'troonhemel'
categorie:
leenwoord, geoniem
Mnl. baudekin 'kostbare stof uit Bagdad' [ca. 1350; MNW], bandekin 'troonhemel uit kostbare stof' [ca. 1350; MNW], baldekine 'kostbare stof uit Bagdad' [ca. 1470; MNW].
Ontleend aan Frans baldekin 'soort stof' [1160; Rey] (later baldaquin [1352; Rey]), baudequin < Italiaans baldacchino, afleiding van Baldacco, de naam waaronder de Arabische stad Bagdad 'door God gegeven' in de Middeleeuwen in Europa bekendstond (naast Baldach, Baldak).
Van de stof, die naar de stad was vernoemd, werden onder andere gordijnen voor hemelbedden en troonhemels vervaardigd; vandaar de betekenisverandering van stofnaam naar 'overhuiving'.
Literatuur: Philippa 1991
Fries: baldakyn
579.   balein zn. 'substantie uit de walvisbaard; versterkingsstaafje'
categorie:
leenwoord
Mnl. baleine 'walvis' [1288; CG I, 1337]; nnl. balein 'buigzaam staafje' [1778; WNT].
Ontleend aan Oudfrans baleine 'walvis' [1080; Rey] < Latijn bal(l)aena < Grieks phállaina, dat wellicht ontleend is aan een onbekende brontaal, maar misschien ook teruggaat op een wortel die 'zwellen' betekent, zoals in Grieks phallós 'penis' (zie fallus) en in bal 1.
Ook de latere betekenissen zijn overgenomen uit het Frans. Uit de baard van een walvis werd een veerkrachtig materiaal gemaakt dat metonymisch ook balein werd genoemd. Omdat dit materiaal veelal in de vorm van repen of staafjes werd gebruikt, bijv. ter versteviging van een corset of paraplu, heten nu bij uitbreiding ook staafjes met dezelfde functie maar van ander materiaal baleinen.
Fries: blein
580.   balie zn. 'leuning, toonbank; orde van advocaten'
categorie:
leenwoord
Mnl. baelgie 'leuning' [1290; CG II, En.Cod.], baelie 'stadsomwalling' [1299; CG I, 2575], baelge 'id.' [1299; CG I, 2577]; nnl. balie 'orde der advocaten' [1840; WNT].
Ontleend aan Oudfrans baile, baille 'slagboom' (waaraan ook Engels bail, bayle 'pallissade' [1523] ontleend is). De verdere herkomst is onzeker. Misschien is het afkomstig van middeleeuws Latijn baculum 'stok' (zie bacil) of bajulare 'beschermen'. Een andere mogelijkheid is ontwikkeling uit Frans baillier 'dichtdoen'.
De oorspr. betekenis van balie is 'omheining, omwalling'. Via 'afsluiting, hek' heeft deze zich ontwikkeld tot 'leuning, balustrade' en later tot 'toonbank'. De betekenisontwikkeling tot 'orde der advocaten' heeft te maken met het feit dat rechtbanken een balustrade hebben waarachter alleen de advocaten zitting hebben. Deze leuning, de balie, werd aanduiding voor de advocaten zelf (vergelijkbaar met de betekenisontwikkeling van bar 2 'dranklokaal' in het Engels).
baliekluiver zn. 'leegloper'. Nnl. baliekluivers (mv.) [1839; WNT vereerend]. Samenstelling met kluiver 'knager, bijter', nomen agentis bij kluiven. Een baliekluiver is iemand die over de leuning van een brug hangt en niets uitvoert; hij kluift als het ware aan de leuning.
Fries: balie

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven