1.   voor 1 vz. 'niet achter; eerder dan; ten aanzien van; enz.'; bw. 'in leidende positie; gunstig gezind'; vgw. van tijd 'eerder dan dat'
Onl. furi, fure en fora, fore (bw.) 'vooraan; voor-' in forahura 'voorhuur, vooruitbetaald pachtgeld' [945; ONW], furi quamon furista 'vooraan kwamen de vorsten', furitekin 'voorteken' [beide 10e eeuw; W.Ps.], uorecundent 'voorspellen, aankondigen' [ca. 1100; Will.], so uns lucas uor gescriben habete 'zoals Lucas voorheen voor ons opgeschreven heeft' [1151-1200; Reimbibel]; mnl. (bw., vz.) vore, (bw., vz., vgw.) vor 'voor, vooraan enz.; eerst, eerder enz.; voordat' in men lachte uor em dar broet 'men legde daar brood voor hem neer' [1220-40; VMNW], lesen in diedsch uor alle de brodre 'in de volkstaal voorlezen voor alle broeders' [1236; VMNW], XII d. vor koren 'twaalf penningen voor koren' [1281; VMNW], vor sie alle besien sijn 'voordat ze allemaal bekeken zijn' [1284; VMNW], si coren strijt vor vrede 'zij verkozen strijd boven vrede' [1285; VMNW], alse die vos uliet uor die honde 'als de vos vlucht voor de honden' [1287; VMNW]; vnnl. voor, veur [1599; Kil.].
In voor zijn twee vormen samengevallen: Proto-Germaans *fura en *furi, beide met min of meer dezelfde betekenis. Klankwettig zouden deze leiden tot nnl. voor resp. veur, maar door verschillende, per dialect variërende factoren (zie Schönfeld, par. 40b), verdween vrijwel overal één van beide vormen. Veur is in de dialecten nog wijdverbreid, maar in de standaardtaal is voor de enige overgebleven vorm. Ook in de meeste andere Germaanse talen is het onderscheid verdwenen; het Hoogduits heeft echter nog steeds duidelijk verschillende vormen, respectievelijk vor en für, waarbij in de loop van de tijd een betekenisonderscheid is ontstaan.
Uit pgm. *fura: onl. fore; os. fora, for; ohd. fora, for (nhd. vor); ofri. fore, for (nfri. foar); oe. for(e) (ne. fore, for); on. for- (nde. for en mogelijk nzw. för(e)); got. faur(a). De hierbij genoemde korte vormen traden vooral op als voorvoegsel bij werkwoorden, waar zij onbeklemtoond waren en daardoor in de meeste Germaanse talen al vroeg zijn samengevallen met één of meer andere voorvoegsels; zie verder ver-.
Uit pgm. *furi: onl. furi; os. furi (mnd. vör(e)); ohd. furi; (nhd. für); on. fyri(r) (nzw. före); got. faúr. Al de genoemde woorden hebben ruimtelijke en/of temporele betekenissen als 'vooraan, voorbij, vooruit; van tevoren, eerder' en (vz.) 'voor, voor ... langs, over ... heen e.d.'. Ook niet-ruimtelijke en overdrachtelijke betekenissen, zoals 'wegens, in plaats van, ten aanzien van', die in het Duits zijn voorbehouden aan de variant für, komen in de meeste Germaanse talen al vroeg voor.
Verwant met: Grieks pará, pára, paraí, pár 'bij, naast, langs, tegenover'; Sanskrit purā́- 'vroeger'; Avestisch para 'id.'; < pie. *prh2-, *prh2-i. Ablautend verwant met Latijn prae 'voor' < pie. *preh2-i (zie ook pre-). Met ander achtervoegsel Grieks páros 'vroeger' en Sanskrit purás 'vooraan, naar voren' < pie. *prh2-ós. Zie verder nog vroom < pie. *prh2-mo-.
Latijn prō 'voor' (als voorvoegsel pro-, prod-, zie pro-) lijkt hier qua betekenis goed bij te passen, maar wordt niet verwant geacht; men reconstrueert hiervoor pie. *pro-, dus zonder laryngaal, zie verder vroeg.
Literatuur: J.L. García-Ramón (1997), "Lat. prae, gr. paraí, pará und Verwandtes: idg. *prh2- und *pr- 'vorn daneben, vor' gegenüber pro(h1) 'vor(n), vorwärts'", in: A. Lubotsky (red., 1997), Sound law and analogy: papers in honor of Robert S. P. Beekes on the occasion of his 60th birthday, Amsterdam
Fries: foar


  naar boven