21.   bauxiet zn. 'aluminiumerts'
categorie:
leenwoord, geoniem, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. bauxiet 'witte of bruine delfstof' [1871; Sanders 1995].
Ontleend aan Frans bauxite 'aluminiumerts' [1928; Rey], ouder volksetymologisch gespeld beauxite [1837; Rey]. Het mineraal werd in 1821 bij Les Baux (Bouches-du-Rhône) gevonden en geanalyseerd door de Franse mijningenieur P. Berthier en naar de vindplaats genoemd, met het achtervoegsel -iet dat onder meer in de geologie wordt gebruikt voor namen van gesteenten en ertsen, en ook bijv. in bakeliet.
Fries: bauksyt
22.   benzine zn. 'soort brandstof'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. benzine 'soort koolwaterstof' [1861; WNT weren I].
Een neologisme, overgenomen uit Duits Benzin, een woord dat in 1833 door de Duitse chemicus Mitscherlich bedacht werd voor koolwaterstof die uit benzoëzuur gedistilleerd was. Het is een afleiding van benzoë, evenals benzol en benzeen.
Benzoëzuur werd aanvankelijk gewonnen uit de hars van de benzoëboom, die onder andere groeit in Sumatra en Java. Deze geurige hars met gebruiksmogelijkheden als reukstof en in de farmacie, kreeg in het Arabisch de naam lubān jāwī 'Javaanse wierook', een woordgroep die in de 15e eeuw in het Catalaans terechtkwam. Daar vatte men lu- op als het inheemse lidwoord lo, dat men dus kon weglaten. Het resultaat was benjui, dat gelatiniseerd werd tot benzoë.
Het Middelfrans kent voor 'benzoë' de vormen bengin [1515], benjoin [1525], benjoy [1535]; het Vroegnieuwnederlands onder meer benzoin, benjui, belzoin 'benzoë' [1608; WNT]. In vroege geschriften van de VOC treft men benjuin of benjuyn aan: Dit jaar zijn in Cambodja seven vaertuygen, soo van Manilha, Maccau als Malacca geweest, die veel benjuyn, gommalacca, wasch ende olyphantstanden vervoert hebben [1621; Coolhaas 1960]. Misschien is er bij de vormen op -n sprake van een contaminatie van benjui en Maleis menjan / Javaans (ke)mennjan 'wierook, benzoë'.
Literatuur: Littmann 1924, 86; Lokotsch 1927, 106; Philippa 1991
Fries: benzine
23.   bikini zn. 'tweedelig badpak'
categorie:
leenwoord, geoniem, bedenker bekend
Nnl. bikini [1952; Sanders 1995].
Ontleend, misschien via het Amerikaans-Engels, aan Frans bikini [1946; Rey], een door de bikini-ontwerper bedachte naam. Het eerste deel van het woord wordt vaak uitgelegd als het element bi- 'twee-' omdat het kledingstuk uit twee delen bestaat. Wellicht heeft de bedenker hier ook aan gedacht. Naar het voorbeeld van bikini werden ook monokini 'bikini zonder bovenstuk' [1964; WNT Aanv.] minikini 'minuscule bikini' [1968; WNT Aanv.], zie mini-, mono-, en schertsend nokini 'zonder badkleding' gevormd. Ook de bermuda is naar een eilandengroep genoemd.
De Franse ontwerper van de bikini Louis Réard (1897-1984) introduceerde de bikini, gedragen door Micheline Bernardini, in Parijs op 5 juli 1946, vier dagen na de eerste atoomproeven op de atol Bikini bij de Marshall-eilanden. Waarom hij het kledingstuk naar het atol noemde, is niet duidelijk. Er zijn verschillende verklaringen gegeven; de meest waarschijnlijke daarvan is zonder twijfel de explosieve uitwerking die het kledingstuk had. Ook zijn het verspreid zitten van beide delen over het lichaam, de geringe omvang van eiland én kledingstuk en vormovereenkomst met de paddestoelachtige wolk die vrijkomt bij een atoomexplosie, als verklaring naar voren geschoven, maar al deze verklaringen zijn weinig wrsch.
Fries: bikiny
24.   bit 2 zn. 'kleinste informatie-eenheid in computer'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. bit [1957; WPJ].
Ontleend aan Engels bit, in 1948 gevormd door J.W. Tukey door samentrekking van binary digit 'tweetallig cijfer'. Binary is ontleend aan Frans binaire 'tweeledig, tweetallig' < Latijn binārius, zie binair; digit 'cijfer; geheel getal onder de tien' gaat terug op Latijn digitus 'vinger', zoals in digitaal. Computers rekenen volgens het tweetallige stelsel.
Een bit moet niet verward worden met een byte 'groep van acht opeenvolgende bits'.
Fries: -
25.   bobo zn. 'hoge bestuurder, met name in de sportwereld'
categorie:
verkorting, leenwoord, bedenker bekend
Nnl. bobo 'id.' [1978; Coster 1992], bobo 'id.' [1992; Dale].
Verkorting van bondsbons, samengesteld uit bond en bons 2.
De oorsprong van het woord is niet helemaal duidelijk. Het werd wrsch. in 1978 bedacht door de sportjournalist Joop Niezen, maar het wordt ook wel toegeschreven aan de voetballer Ruud Gullit, die het, verwijzend naar de KNVB-bestuurders, gebruikte tijdens het EK voetbal in München 1988. In dat laatste geval is het woord afkomstig uit Sranantongo bobo 'sufferd'. Zeker is dat het vanaf die tijd in brede kring bekend raakte als (soms) geringschattend woord voor hoge bestuurders. De verkorting (< bondsbons) en het Surinaamse woord lopen door elkaar. Het is ook mogelijk dat bobo voorgesteld als verkorting van bondsbons, een latere verklaring is.
Het Surinaamse woord is wrsch. een van de Portugese elementen in het Sranantongo: Portugees bobo 'nar, gek, dwaas', in de Braziliaanse variant van het Portugees ook 'domoor' en als bn. 'dom, dwaas, gek'.
Door toepassing van bobo's 'sufferds' op (voetbal)bondsbazen ging het woord 'hoge omes' in het algemeen betekenen.
Literatuur: Coster 1992; Donselaar 1989
Fries: -
26.   boor 2 zn. 'scheikundig element (B)'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. boor "gebruikelijke verkorting van borium" [1898; Dale].
Vernederlandsing van Neolatijn borium. De Engelse chemicus Sir Humphry Davy (1778-1829), die in 1807 het element als eerste isoleerde, bedacht de naam borium als afleiding van borax, het mineraal natriumbiboraat (Na2B3O7), dat gebruikt wordt bij solderen en emailleren. Dit woord, in het Nederlands met een oudste attestatie borax [1287; CG II, Nat.Bl.D], is ontleend aan middeleeuws Latijn borax, dat teruggaat op Noord-Afrikaans-Arabisch baurāq < Arabisch būraq 'natron; borax' < Perzisch būrāh 'borax'.
boorwater zn. 'oplossing van boorzuur in water, ter ontsmetting van wonden' [1898; WNT wasschen]. ◆ boorzuur zn. 'verbinding van borium met zuurstof en waterstof', bn. 'uit boorzuur bereid'. Nnl. (bn.) boorzure soda 'borax' [1872; Dale borax], (zn.) boorzuur [1893; WNT].
Fries: boar-
27.   bromfiets zn. 'lichte motorfiets'
categorie:
geleed woord, bedenker bekend
Nnl. bromfiets [1950; WNT Aanv.], bromfiets "(schertsend) rijwiel met hulpmotor" [1952; Koenen].
Gevormd uit het werkwoord brommen 1 en het zn. fiets.
Verschillende bronnen melden dat Henri Knap de bedenker van het woord is, maar wrsch. is het bedacht door drie medewerkers van het dagblad Het Parool: "Het is een driemanschap geweest, dat op een goede dag eind 1949 of begin 1950 naar Scheltema is gegaan om onder het genot van een kopje koffie een woord voor het rijwiel met hulpmotor te bedenken: Gerton [van Wageningen], Jan Bakker en ik [= Jan Bom], de drie toenmalige redacteuren van Binnenland-Parool. Ik herinner me dat we onder andere het woord 'snorrewiel' hadden, maar dat we uiteindelijk besloten hebben 'bromfiets' in Het Parool te lanceren. Wie van ons drieën met 'bromfiets' kwam weet ik niet meer" (J. Bom in de Volkskrant 16-10-1970). Het woord is rond 1950 zeer snel ingeburgerd geraakt. De bromfiets bestond al sinds de jaren 1920, maar werd de eerste decennia aangeduid met rijwiel met hulpmotor.
bromfietser zn. 'hij die bromfietst'. Nnl. bromfietsers (mv.) 'personen op bromfietsen' [1950; WNT Aanv.]. Afleiding van bromfiets. ◆ brommer zn. 'bromfiets'. Nnl. brommer 'rijwiel met hulpmotor' [1956; Dale Hwb]. Verkorting van bromfiets. Er bestond ook een ouder brommer 'huurrijtuig' [1819; Sanders 1993], waarvan de naam was afgeleid van de stalhouder Brom. ◆ snorfiets zn. 'lichte bromfiets'. Nnl. snorfiets 'idem' [1976; Reinsma 1984]. Gevormd uit het werkwoord snorren en het zn. fiets.
Literatuur: Nierop 1979, 32; Sanders 1993, 47-48
Fries: bromfytsbromfytser [1958; WFT]brommer [1958; WFT]
28.   broom zn. 'scheikundig element (Br)'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. bromium (gelatiniseerde vorm) 'scheikundig element' [1834; WNT verzuring], broom 'id.' [1870; WNT zoutvormer].
Ontleend aan Frans brome [1826; Rey], een geleerde vorming. De Fransman Antoine-Jérome Balard, die het element in 1826 ontdekte, gaf het de naam brome, naar Grieks brõmos 'stank', omdat het vreselijk stinkt. De verdere herkomst van het Griekse woord is onduidelijk.
Broom wordt voornamelijk gebruikt in kalmerende middelen en in fotomateriaal en behoort, net als bijv. fluor en chloor, tot de groep van de halogenen.
De gelatiniseerde vorm bromium blijft tegenwoordig beperkt tot het internationale scheikundige verkeer. Ook Fries broom en Duits Brom gaan terug op het Frans.
Fries: broom
29.   buitenissig bn. 'excentriek'
categorie:
geleed woord, bedenker bekend
Nnl. buitenïssig [1868; Multatuli], buitenissig [1894; WNT].
Het woord is, net als het zn. buitenissigheid [1868; Multatuli], door de schrijver Multatuli (Eduard Douwes Dekker, 1820-1887) gecreëerd uit buiten en de werkwoordsvorm is (zie zijn 1). Het betekent dus 'wat buiten (het gewone) is'.
Literatuur: Multatuli (1868) Ideën XXX
30.   bulkboek
categorie:
geleed woord, bedenker bekend
Zie: bulk

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven