1.   tribune zn. 'plaats voor toeschouwers'
categorie:
leenwoord
Nnl. tribune 'spreekgestoelte' in op de Tribune geklommen [1795; Leeuwarder Courant], als hij naar de tribune gaat, of 'er van af komt [1799; WNT], Tribune, spreekstoel, spreekgestoelte [1805; Meijer], 'plaats voor toeschouwers' in Tribune ..., de zit- of staanplaats der toehoorders in eene openbare vergadering [1805; Meijer], 'galerij in kerken' in Tribune ...; in de kerken eene verhevene plaats [1856; WNT], 'verhoogde plaats voor publiek' in de nieuwsgierigheid was geprikkeld; de tribunes waren overvol [1860; WNT].
Ontleend aan Frans tribune 'verhoging voor volksvertegenwoordigers' en 'plaatsen voor toeschouwers in de volksvertegenwoordiging' [1789; TLF], eerder al 'verhoging vanwaar georeerd wordt' [1615; TLF], 'verhoging in kerk, o.a. voor het altaar' [ca. 1231; TLF], dat zelf is ontleend aan Italiaans tribùna 'verhoging voor toeschouwers, platform' [voor 1580; DELI]. Het Italiaanse woord gaat terug op middeleeuws Latijn tribuna, dat was ontwikkeld uit klassiek Latijn tribūnal 'verhoging voor magistraten', zie tribunaal.
Fries: tribune


  naar boven