1.   arriveren ww. 'aankomen'
categorie:
leenwoord
Mnl. aruueren, 'drijven naar, richten op; (doen) landen' [1240; Bern.], ende alsi gearriuieret waren 'en toen ze aan land gekomen waren' [1290-1310; MNW-R], alse dit scep ... arriverde 'toen het schip arriveerde' [1300-50; MNW-R].
Ontleend aan Oudfrans ariver 'aan land gaan' [11e eeuw; Rey], ontwikkeld uit vulgair Latijn *arripare, gevormd uit ad- 'naar, tot' en rīpa 'oever', dat wellicht verwant is met rif.


  naar boven