1.   demi zn. 'dunne overjas'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. demi-saison 'overjas' [1898; Dale], demi 'jas' [1906; WNT windvang].
Verkorting van demi-saison 'id.' < Frans demi-saison 'voor- of najaar'. Het eerste lid, demi 'half' komt van vulgair Latijn *demidius 'half' < klassiek Latijn dimidius 'half', gevormd uit Latijn dis- 'naar verschillende kanten', en medius 'midden' (zie media, midden), dus letterlijk 'doormidden'. Het tweede lid is saison 'jaargetijde', zie seizoen.
Het Frans gebruikt gewoonlijk de combinatie vĂȘtement de demi-saison 'kleding voor in het voor- of najaar', soms gereduceerd tot un demi-saison. Ook in het Engels bestaat de demi-season [1890; OED], eerder demi-saison [1769; OED]. Rond 1900 werden in het Nederlands demi en demi-saison naast elkaar gebruikt, in de loop van de tijd is saison er afgesleten en is demi overgebleven in de betekenis 'een overjas die zowel in het voorjaar als in het najaar gedragen wordt'.
Fries: -


  naar boven