1.   lubben ww. 'castreren'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Mnl. lubben 'castreren' [1240; Bern.], lubben 'castreren; toveren' [1477; Teuth.].
Mnd. lubben 'castreren'; vne. lib 'id.'; < pgm. *lubjan-.
Verdere etymologie onzeker. Gezien de tweede betekenis in de Teuthonista (1477) is dit misschien hetzelfde woord als mhd. lüppen 'vergiftigen' en mnd. lübben 'id.' en hoort het bij pgm. *lubja- 'gif, medicijn', zie leb. De betekenis 'castreren' kan dan zijn ontstaan uit 'door betoveren of vergiftiging van de voortplantingskracht ontdoen'. Mogelijk had *lubja- een oorspr. betekenis 'kruid' en is het net als loof < pgm. *lauba- afgeleid van een Indo-Europese wortel die 'plukken, uitrukken' of 'afschillen' betekent.
Fries: lobje 'castreren; afromen; geld afhandig maken; masturberen'


  naar boven