1.   blijven ww. 'voortgaan te zijn, volharden'
categorie:
geleed woord, erfwoord
Onl. bleif (pret.) 'ik bleef' [10e eeuw; W.Ps]; mnl. bliuen 'blijven' [1240; Bern.], Ende menich bleef an elke side 'en menigeen stierf aan beide zijden' [1285; CG II, Rijmb.], aldus bleef absalon dod 'zo ging Absalom dood' [1285; CG II, Rijmb.], Ende zijn sone ezechias Bleef na hem coninc 'en zijn zoon Ezechias werd koning na hem' [1285; CG II, Rijmb.], hi bliuet al stom ter stont 'hij werd onmiddellijk stom' [1287; CG II, Nat.Bl.D].
Afleiding met be- van een werkwoord *lijven, dat in het Nederlands niet meer geattesteerd is.
Os. bilīƀan (mnd. bliven); ohd. bilīban (nhd. bleiben); ofri. bilīva, blīva (nfri. bliuwe); oe. belīfan (me. biliven); got. bileiban, alle op dezelfde manier gevormd bij het sterke werkwoord pgm. *līban- '(over)blijven'. Hiernaast staan causatieven als: mnl. bleiven 'overlaten'; os. lēƀian; ohd. leiben; ofri. lēva; oe. lǣfan (ne. leave); on. leifa; got. bilaibjan; bij de ablautsvorm pgm. *laib-jan-.
Pgm. *līban- is verwant met: Grieks lípos 'vet'; Sanskrit lepayati 'besmeren', limpáti 'hij besmeert'; Oudkerkslavisch pri-lěpiti 'kleven' (Tsjechisch lepit 'id.'); Tochaars lip 'blijven'; bij de wortel pie. *leip-/*lip-.
Men moet in het Germaans een betekenisontwikkeling aannemen van 'vet zijn' via 'plakken, kleven' naar 'blijven'. De betekenis 'overblijven' van pgm. *līban- is nog te vinden in de telwoorden elf en twaalf.
Blijven had in het Middelnederlands ook de betekenis 'sterven', die nog bewaard is in de uitdrukking ergens in blijven. Het werd ook gebruikt als koppelwerkwoord met de betekenis 'worden'; het kwam regelmatig voor in de combinatie dood bliven, de enige combinatie die in het Nieuwnederlands nog bestaat.
In de 14e en 15e eeuw hebben de Noord-Germaanse talen bliven overgenomen uit het Middelnederduits. Het ontwikkelde er zich in de betekenis 'worden' achtereenvolgens tot koppelwerkwoord en tot hulpwerkwoord van de lijdende vorm. Zweeds bli(va), Deens blive en Noors bli zijn als zodanig nog steeds productief.
Fries: bliuwe


  naar boven