1.   snoeven ww. 'opscheppen'
categorie:
klankwoord
Vnnl. snoeven 'hoorbaar ademen, snuiven' in En drancse rein uut, gent sonder snouven 'en dronk hem keurig leeg, netjes zonder adem te halen' [1548; iWNT], snoeven, snuyven, snoffen [1599; Kil.], sonder snoeven wt drincken [1599; Kil.], 'pochen, opscheppen' [1621; iWNT].
Nevenvorm van snuiven, later met eigen betekenisontwikkeling. Waarschijnlijk van oostelijke herkomst (NEW) of een relict in de affectieve sfeer (Toll.). De klinker ontwikkelt zich gewoonlijk van /oe/ via /uu/ tot /ui/.
Fries: snuve


  naar boven