1.   kapel zn. 'bedehuisje; muziekensemble'
categorie:
leenwoord
Onl. capella in de plaatsnaam Westcapella 'Westkapelle (Zeeland)' [1102-05; Künzel]; mnl. capelle 'bidvertrek' [1240; Bern.]; vnnl. capelle 'de aan een hofkapel verbonden kerkzangers, muzikanten' in De capelle van den coninck. De heeren, de sangers, de musichienen [1516; WNT], 'ruimte in een kerk met secundair altaar, meestal een kleine uitbouw' in de Cappelle ... an de zuyt zyde van der ... Kercke [1538; WNT], 'klein bedehuisje' [1630; WNT]; nnl. kapel 'muziekcorps' [1909; WNT].
Ontleend aan middeleeuws Latijn capella, cappella 'bidvertrek of klein, niet-parochiaal kerkgebouw bij een burcht, privé-woning, klooster, begraafplaats e.d.' [801-10; Rey], eerder al 'bidvertrek in het Frankische koninklijke paleis, waar de koninklijke relikwieën liggen' [710; DEDLI], en met als oudste vindplaats oraturio ... super cappella domni Martine 'in het bidvertrek ... boven de cappella van Sint-Maarten' [679; TLF]. Of het woord in dat citaat al een ruimtelijke betekenis heeft is niet zeker, maar duidelijk is wel dat de betekenis te maken heeft met de befaamde 'mantel van Sint Maarten', zijn cappella. Dat middeleeuws-Latijnse woord, meestal al gespeld capella, is het verkleinwoord van Laatlatijn cappa 'mantel (met capuchon)' [7e eeuw; Rey], 'kap' [6e eeuw; Devoto], zie kap 1.
Ook ontleend: mnd. kapelle (ontleend in het nzw. als kapell); ohd. kapella (nhd. Kapelle); ofri. kapelle; me. chapele (ne. chapel).
Sint Maarten, de H. Martinus, bisschop van Tours (ca. 316-397) en beschermheilige van Frankrijk, schonk zijn halve schoudermantel aan een bedelaar; deze mantel werd in het pelgrimsoord Tours bewaard en door de Frankische vorsten, zowel de Merovingische als de Karolingische, als relikwie vereerd.
Kapel als 'uitbouw bij een kerk' wordt in het Nederlands pas in de 16e eeuw aangetroffen, maar is ook bij Frans chapelle [1405; Rey] relatief jong. De betekenis 'groep monniken/geestelijken die de zang verzorgt in de kapel' komt in het Latijn al in de 13e en 14e eeuw voor (Grove), zo trad bijv. de capella van de paus op in de Sixtijnse kapel.
a capella bw. 'zonder instrumentale begeleiding'. Nnl. alla capella, a capella '1. alla breve (een maatsoort); 2. tutti' [1772; Bouvink]. De betekenis 'alla breve' in deze vindplaats betreft een maatsoort ('in twee') en is nog een tijdlang in de woordenboeken te vinden: alla capella "kapelswijze, d.i. snel, in eene gelijkmatig voortgezette beweging" [1824 en 1832; Weiland], a cap(p)ella "vlugger dan een kerkstuk" [1912; Kramers]; ook Engels alla capella 'alla breve' [1847; OED]. De maatsoort alla breve werd zoveel gebruikt in oude kerkmuziek dat zij als typerend voor die muziek werd beschouwd en deze betekenis van a capella is dan 'zoals kerkmuziek, dus alla breve'. De betekenis 'tutti' uit de bron van 1772 wil wrsch. zeggen 'waarbij zangers en instrumenten dezelfde noten spelen'; later staat deze betekenis ook in de woordenboeken: alla cap(p)ella 'kapelsgewijs, wanneer de vocale en instrumentale muziek zich tegelijk doen horen' [1847; Kramers]. Tegenwoordig alleen in de vorm a capella. Internationale muzikale term, ontleend aan Italiaans a cappella, letterlijk 'op de kapelmanier, in kerkstijl', maar gezien de betekenisuitbreiding van cappella (zie boven) ook 'te zingen door de zangkapel'. Ingevoerd ter onderscheiding van vocale muziek waarbij muziekinstrumenten een eigen, zelfstandige partij speelden. In de 19e eeuw kreeg de term een bredere definitie en werd van toepassing op alle muziek met uitsluitend puur vocale bezetting, dus ook wereldlijke en ook meerstemmige muziek. De Nederlandse spelling is aangepast aan de uitspraak en aan de Latijnse schrijfwijze van het woord. ◆ dakkapel zn. 'uitspringend dakvenster'. Nnl. dakkapel "een klein dakvenster, dikwijls ter versiering van groote dakvlakken, o. a. aan het stadhuis te Middelburg" [1917; WNT], 'uitspringend dakvenster (in woonhuis)' [1965; WNT]. Samenstelling met dak. Uitgebouwde dakvensters werden ter versiering vooral op kerkdaken geplaatst, en de naam is te danken aan de vergelijking met de gewone kapellen 'uitgebouwde zijbeuken' van een kerk.


  naar boven