1.   golf 2 zn. 'zeeboezem, grote baai'
categorie:
leenwoord
Mnl. golf, ook wel eens glouf (met metathese van de l), 'baai' in ende si liden door die zee adriake, diemen heet glouf van venegien 'en zij reizen over de Adriatische Zee, die men Golf van Venetië noemt' [1462; MNW wilc], ... voeren wy door die golff sancte Helene ghenoemt [1488; MNW]; vnnl. golve 'zeeboezem' [1599; Kil.].
Ontleend, wrsch. via Oudfrans golf 'zeeboezem' [ca. 1284; Rey] (Nieuwfrans golfe 'id.'), aan Italiaans golfo 'id.' [voor 1321; DEDLI], Laatlatijn colfus, culfus 'id.', een ontlening aan Grieks kólpos 'zeeboezem, baai' (o.a. in Handelingen 27:39), naast oorspr. 'welving, plooi'. Dit Griekse woord is mogelijk ontstaan uit ouder *kwólpos (met kw-p > k-p door dissimilatie) en is dan verwant met welven.
Niet hetzelfde woord als golf 1, dat integendeel door invloed van het hier behandelde woord de huidige vorm heeft gekregen.
In het Nederlands behoort het woord niet meer tot de algemene woordenschat en wordt het alleen gebruikt in aardrijkskundige namen zoals de Golf van Biskaje en de Perzische Golf.


  naar boven