1.   vrees zn. 'angst'
Onl. frēsa 'ondergang, vernietiging' in Thu geuuisso got leidon salt sia an pute an freson 'u, God, zult hen zeker leiden naar de afgrond, naar de ondergang' [beide 10e eeuw; W.Ps.]; mnl. urese 'gevaar' [1240; Bern.], in Dat harde in ureesen was dat lijf 'dat haar leven in groot gevaar was' [1265-70; VMNW], 'angst' in Dat ... Die vreese van dire ongenaden Materie gaf van groten sorgen 'dat de angst voor die onaangename toestand reden gaf voor grote bezorgdheid' [1265-70; VMNW].
Os. frēsa 'gevaar, verlies' (mnd. vreise 'gevaar, angst'); ohd. freisa 'gevaar' (mhd. vreise 'id., angst', nhd. dial. freise); ofri. frāse, frēse 'gevaar' (nfri. freze); < pgm. *fraisō(n)-.
Daarnaast staat het got. sterke en reduplicerende ww. fraisan 'proberen', met de afleiding pgm. *fraisōn-, waaruit: mnl. vresen 'bang zijn of maken', zie onder; mnd. vresen 'bang zijn'; ohd. freisōn 'in gevaar verkeren'; nfri. freze, freezje 'bang zijn'; en met afwijkende betekenis os. frēson 'verlokken, verleiden'; oe. frāsian 'id., onderzoeken' en got. fraisan 'proberen'; hierbij met dentaaluitbreiding ook on. freista 'verlokken, verleiden' (nzw. fresta).
Herkomst onduidelijk. De Germaanse betekenissen passen goed bij die van pie. *perh3-, waarvoor zie gevaar, maar buiten het Germaans is er geen enkel vergelijkingsmateriaal dat een mogelijke worteluitbreiding *prh3-is- (> *prois-) ondersteunt.
Men ontleedt pgm. *frais- ook wel als *fra- (= ver-) + *ais-; het tweede lid zou dan de wortel pie. *h2eis- 'streven, zoeken' van eisen kunnen zijn.
vrezen ww. 'bang zijn voor'. Mnl. vresen 'vrees hebben; vrees aanjagen' in ende wie sere dat sise ontsagen ende vreesden 'en hoezeer ze ontzag en angst voor haar voelden' [1276-1300; VMNW], een blod stierman. Die so sere es ghevreest. Dat hi tscip vor den tempeest. Omme werpt in den gront 'een laffe stuurman die zo bang is, dat hij het schip nog voor de storm tot zinken brengt' [1285; VMNW], hebben M. sijn goet ghenomen ende hem ende sijn wijf ghevreest ende ... ghewont '(ze) hebben M. bestolen en hem en zijn vrouw bedreigd en verwond' [1353; MNW]. Afleiding van vrees. De betekenis 'vrees aanjagen' is verouderd.
Fries: frezefreze, freezje


  naar boven