1.   dummy zn. 'loos voorwerp, model van uitvoering; buiksprekerspop; blinde bij kaartspel'
categorie:
leenwoord
Nnl. dummy 'boekmodel' [1937; WNT Aanv.], 'buiksprekerspop' [1950; WNT Aanv.], 'blinde bij bridge' [1950; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels dummy 'voorbeeldboek' [1871; OED], eerder al 'paspop, etalagepop' [1845; OED], 'de "blinde" bij het kaartspel' [1736; OED], oorspr. 'stomme persoon' [1598; OED], een afleiding van het bn. dumb 'stom', zie dom 2. Uit de betekenis 'stomme' ontwikkelde zich o.a. 'loos ding dat voor de schijn is verpakt'.


  naar boven