1.   gotspe zn. (NN) 'brutaliteit'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. goetspo 'onbeschaamdheid, brutaliteit' [1896; Woordenschat], wadde gotspe! 'wat een ongehoord, ongepast verhaal!' [1904; Groene Amsterdammer], wat een lef, wat een godspe 'wat een lef, wat een brutaliteit' [1906; WNT uitsnijden], zoo maar om gekheid te maken; voor 'n godspe '... als een brutale, ongepaste grap' [1938; WNT Aanv.].
Ontleend aan Jiddisch chotspe 'brutaliteit, lef' < Hebreeuws ḥutspā 'id.'.


  naar boven