1.   gerechtigd bn. 'bevoegd'
categorie:
geleed woord
Mnl. gherechticht 'recht hebbend op, bevoegd tot' in sodane ghemeenteguet, dar onse stadghemente to gherechtighet wer 'zulk gemeentelijk eigendom, waar onze stad recht op heeft' [1451-73; MNW meentegoet], die stat van Kampen is gerechticht tot ... 'heeft de bevoegdheid om ...' [1466; MNW]; vnnl. of hy oock gherechticht is eenighe reconventie ... te mogen doen 'of hij ook het recht heeft, een tegeneis in te stellen' [1631; WNT reconventie].
Verl.deelw. van het verouderde werkwoord gerechtigen 'het recht geven, bevoegd maken', in het mnl. al 'rechtvaardig maken, rechtmatig maken' [1489; WNT]; het werkwoord is een afleiding van het verouderde bn. gerechtig 'juist, rechtmatig, rechtvaardig', zie gerecht 3.


  naar boven