1.   gis 1 bn. 'slim'
categorie:
leenwoord
Nnl. een gis mensch 'een naïeveling' [1844; WNT Aanv.], gisse 'kundig, knap' [1860; WNT Aanv.], gis 'loos, uitgeslapen' [1906; Boeventaal], een gisse jongen 'een pientere, lepe kerel' [1906; Boeventaal].
Ontleend aan Jiddisch ches, chis 'schrander, slim', de naam van de eerste letter choochem 'id.', zie goochem. Deze letternaam gaat terug op Hebreeuws ḥēþ.


  naar boven