1.   barrière zn. 'versperring'
categorie:
leenwoord
Vnnl. barrieren (mv.) 'schutsmuren' [1566; WNT wazoen], barriëre "scheyboom" (= slagboom) [1650; Claes 1994a]; nnl. barrière 'versperring' [1715; WNT], i.h.b. als aanduiding voor de reeks vestingen in Zuid-Nederland die bij het traktaat van 1715 door de troepen van de Republiek werden bezet.
Ontleend aan Frans barrière, ouder barrere 'versperring, versterkte stadspoort' [14e eeuw; Rey], een collectiefvorming bij barre 'stang', zie baar 3.
Fries: barriêre


  naar boven