1.   barrage zn. 'versperring, stuwdam, herhaalde wedstrijd'
categorie:
leenwoord
Nnl. barrage 'het stutten der vaten; waterkering' [1899; Woordenschat], 'herhaalde wedstrijd tussen deelnemers die met een gelijk aantal punten zijn geëindigd' [1950; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans barrage 'versperring, stuwdam' bij het Oudfranse werkwoord barrer 'versperren' [1190], afgeleid van het zn. barre 'staaf, balk', zie baar 3 'staaf'.
In de sportwedstrijdbetekenis overgenomen van Frans match de barrage, wrsch. via het BN.


  naar boven