1.   vaalt zn. 'belt'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Mnl. vaelde, vaelt 'omheinde ruimte of erf' wrsch. al in de plaatsnaam Valten (datief) 'Valthe (Drenthe)' [1217; Van Berkel/Samplonius], zeker in de plaatsnaam de Vaelt 'De Vaalt (Gelderland)' [1328; Van Berkel/Samplonius], in dat huys off in den vaelt 'in het huis of op het omheinde erf van het huis', in den huse off in des huses betuende vaelde 'in het huis of op het bij het huis liggende erf' [beide 1412; MNW], 'bewaarplaats voor mest' in die messen uut sinen vaelt gevoert '(hij heeft) de mest uit zijn mestvaalt verwijderd' [1413; MNW].
Os. faled 'bewaarplaats voor mest; stal' (mnd. vālet, vālt, valt 'id.; erf van een huis; omheinde weide'); oe. fald, falod 'stal, schaapskooi e.d.' (ne. fold); ode. fald 'omheinde weide' (nde. fald, nzw. fålla); < pgm. *falud- of -ed.
Herkomst onbekend. Er zijn geen Indo-Europese verwanten. Men leidt dit woord meestal af van de wortel pgm. *falth-, zie vouwen (FvW, NEW, WNT, Toll.) en veronderstelt een betekenisovergang via 'vlechten' en 'gevlochten omheining'. De overgang van 'vlechten' naar 'omheining' is vergelijkbaar met die van Duits Hürde 'schaapskooi' < 'vlechtwerk' (zie hor).
In het Nederlands is het oorspr. alleen een oostelijk woord, dat pas vanaf de 19e eeuw in de woordenboeken wordt opgenomen (WNT). De betekenis 'bewaarplaats voor mest' is wrsch. ontstaan uit 'schaapskooi'. De schapenmest uit de schaapskooien was op de oostelijke zandgronden essentieel voor de bemesting van de essen.
Fries: -


  naar boven