1.   taal zn. 'systeem van spraakklanken'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Mnl. tale 'gesproken of geschreven woorden, gesprek' [1240; Bern.], duo hi uernam die tale 'toen hij het gesprokene vernam' [1220-40; VMNW], 'verhaal, geschrift; systeem van spraakklanken' in ic scuwen lange tale 'ik vermijd lange verhalen' [1260-80; VMNW], Der vrowen uite die ic v Jn didscher talen segge nv 'het leven van die vrouw, dat ik u nu in de volkstaal vertel', in walscher talen 'in de Franse taal' [beide 1265-70; VMNW], 'gerechtelijk pleidooi' in als broeder hughes taleman ... vermeten hadde ouer broeder hughe jn sire tale 'zoals broeder Hugo's advocaat in zijn pleidooi over broeder Hugo had durven beweren' [1286; VMNW].
Os. tala (mnd. tal, tale); ohd. zala (nhd. Zahl); ofri. tale, tele (nfri. taal (< nl.)); oe. talu (ne. tale); on. tala (nde./nno. tale); alle oorspr. 'spraak, vertelling, verhaal, gesprek, gerechtelijke (uit)spraak e.d.', < pgm. *talō(n)- (v.). Daarnaast staat de stamvariant *tala- (o.), waaruit tal en verder: os. tal (mnd. tal); mhd. zal; nfri. tal; oe. tæl; on. tal (nzw. tal); alle 'aantal, hoeveelheid, berekening'. Over de betekenissen, zie ook hieronder. Voor de afleiding *talōn- 'spreken', zie talen. Voor de afleiding *taljan-, zie tellen.
Herkomst onbekend (Bjorvand/Lindeman) of op zijn minst onzeker. Pgm. *tal- kan teruggevoerd op een wortel pie. *del-, *dol- 'richten, berekenen, (ver)tellen' (IEW 193). De oorspr. betekenis is onduidelijk; traditioneel gaat men uit van 'ingekerfd teken' en stelt men deze wortel gelijk met pie. *del(h1)- 'behakken, bewerken' (IEW 194, LIV 114), waaruit o.a. Latijn dolāre 'id.'. Verwantschap met Grieks dólos, Latijn dolus 'lokmiddel, list' (Boutkan/Siebinga) lijkt qua betekenis onwaarschijnlijk; áls dat woord al Indo-Europees is, is het eerder verwant met on. tál 'list, bedrog' en ohd. zāla 'gevaar', uit pgm. *tēlō- < pie. *dēl-.
Taal en tal hebben een zeer verwante herkomst (zie boven). Hoewel deze woorden in het Middelnederlands in de verbogen naamvallen beide de vorm tale(n) hadden, bleven in het Nederlands de twee vormen en betekenisvelden (taal en rekenen) gescheiden. In het Hoogduits, Nederduits en Oudnoords zijn de corresponderende woorden en betekenisvelden al vroeg meer of minder door elkaar gelopen en/of samengevallen, en zie ook de afleidingen betalen en vertellen.
Literatuur: Philippa 1987: 101
Fries: taal (ontleend aan het Nederlands)


  naar boven