1.   gedistingeerd bn. 'voornaam'
categorie:
geleed woord
Vnnl. ghedistingueert oft onderscheyt 'onderscheiden, afgebakend, afgezonderd' [1562; WNT Aanv.]; nnl. gedistingeerde achting 'hoogstaande, van goede smaak blijkgevende, achting' [1770; WNT Aanv.], gedistingeerd 'verfijnd, verzorgd, voornaam' [1865; WNT Aanv.].
Verl.deelw. van distingeren 'onderscheiden', ontleend aan Frans distinguer '(van een persoon) zich door bijzondere kenmerken als beter onderscheiden' [1666; Rey], eerder al 'scheiden, diversifiëren' [1310; Rey], < Latijn disting(u)ere 'afzonderen, scheiden, onderscheiden', letterlijk 'ergens merktekens in maken', gevormd uit dis- 'uiteen, afzonderlijk' en *stingere 'prikken'.
Latijn *stingere 'prikken' is misschien verwant met stinken.
distingeren ww. 'onderscheiden'. Vnnl. distingueren "onderscheyden oft deylen" [1553; van den Werve], distingueren oft onderscheyden 'onderscheiden, afbakenen, afzonderen' [1562; WNT Aanv.], distinguëren 'onderscheiden' [1654; Meijer]; nnl. distingueert (3e pers. ev.) 'met onderscheid behandelt, een voorkeur heeft voor' [1732; WNT Aanv.], zig distingueeren 'zich onderscheiden door kennis, uiterlijk, beschaafde omgangsvormen e.d.' [1796; WNT Aanv.], distingeren 'onderscheiden, uitsteken, met achting bejegenen' [1824; Weiland].


  naar boven