1.   anijs zn. 'schermbloemige plant (Pimpinella anisum); de kruidige zaadjes van deze plant'
categorie:
leenwoord
Mnl. anis 'anijs' [1240; Bern.], suoten dranc mít lacrisse ende mít anís 'een zoete drank met zoethout en anijs(zaadjes)' [1253; CG II, Gez.reg.].
Via Latijn anīsum ontleend aan Grieks ánīson, een variant van án(n)ēson. De herkomst van het Griekse woord is onduidelijk. Mogelijk is het van origine een variant van án(n)ēthon 'dille'.
Fries: anys


  naar boven